Interview Nico Dijkshoorn

2015

Ik heb Kenne Gregoire zijn werk op een heel banale manier leren kennen. Gevolgd door een cameraploeg dwaalde door de depots van het Drents Museum. Een teleurstellende omgeving. Ik had mij dat allemaal veel te romantisch voorgesteld. Ik had dit verwacht van een depot: met de trein aankomen op station Assen, op het perron al een blinddoek om krijgen, dan zes keer worden rondgedraaid, achter in een auto worden geduwd, daarna voel je dat je drie uur lang door het land wordt gereden, het piepend remmen, het geluid van een roestige lift, de geur van een oud bos, het knarsend dalen onder de grond, bijna 130 meter naar beneden, de blinddoek mag af, de neef van Igor doet met een draaiend wiel een zwaar metalen deur open en daarna, badend in flikkerend gloeilamplicht, Het Depot van het Drents museum.

 

Zo ging het niet.

 

Ik mag er niet te veel over zeggen, maar het depot ligt ergens in Assen naast een benzinestation. Op dertig meter afstand van Kenne zijn gestalde werk staan truckers om half zes ’s ochtends een broodje bal met satésaus te eten. Nu ik zijn werk beter ken denk ik zomaar dat hij dat helemaal niet erg vindt.

 

Ik wandelde langs 1000-en schilderijen en steeds nederiger rolden medewerkers van het museum enorme rekken naar links of naar rechts. Ik keek naar de schilderijen en de medewerkers van het museum keken weer naar mij. Doodsangst voelde ik. Als ik nu maar niet, voor dat malle DWDD museum, allemaal hele lelijke dingen uitkoos. Als ik nu maar niet een hele zaal vol ging hangen met heel slecht geschilderde klederdracht.

 

Na ongeveer anderhalf uur kijken werd er een wand vol schilderijen voor mijn ogen gerold en daar zag ik voor het eerst in mijn leven een schilderij van Kenne Gregoire. Alsof iemand mij met een zaklamp op mijn ogen sloeg. Dat licht. Die vis. De gerookte huid. Dat worstje. Ik zei wat ik nooit had willen zeggen. En toen zei ik wat ik vijftien jaar eerder vele malen achter elkaar had gehoord in het Rien Poortvlietmuseum.

 

Ik stond daar op de eerste verdieping voor een schilderij van een kabouter. Hij droeg een broekje. Naast hem stond een hertje, met weer drie andere kabouters op zijn rug. Een van de kabouters was een vrouwtje want ze droeg haar tieten in haar hand. Maar daar gaat het niet om. Ik stond daar bij dat schilderij en zag hoe bezoekers steeds hetzelfde deden. Ze naderden samen het doek, keken van een meter afstand naar het tafereel, bukten zich iets, deden weer een stap naar achteren en zeiden toen allemaal één voor één, wat ik ook, tot mijn grote schrik, over het schilderij van Kenne zei: Oh wat mooi! Kijk dan. Het is alsof je het aan kunt raken!’

 

Zo ver had Kenne mij al gekregen, dat ik het grootste kijkerscliché ooit er uit liep glippen. ‘Het alsof je het aan kunt raken.’  De medewerkers van het museum haalden opgelucht adem. Eindelijk had ik een goed werk gekozen. Vier minuten eerder had ik ze nog ineen zien krimpen, toen ik razend enthousiast met een heel klein rendierschedeltje in mijn hand stond. Ik hoorde vlak achter mij de ene medewerker tegen de andere zeggen: ‘Verdomme, waarom ligt dat er dan nog?’

 

Kenne zijn schilderij verlichtte mijn zaaltje. Zo is het, en niet anders. Ik heb het daar gezien. In dat donkere museum, tussen de van klei en aarde vergeven Drentse kunst, straalde zijn tafel vol eten als een atoomaanval. Achteraf, wrang genoeg, hing het recht tegenover de doorgang naar de zaal van Joost Zwagerman. Kenne zijn schilderij richtte het licht op de dood in al zijn verschijningsvormen.

 

Ik heb veel mensen naar dat schilderij zien kijken en ik heb het ze steeds weer horen mompelen. ‘Je ruikt die vis gewoon.’

 

Laat ik eerlijk zijn, tot enkele maanden geleden was ik geen moment geïnteresseerd in de maker van het schilderij. Ik ben daar vrij rigide in. Als ze het hebben geschilderd, is het daarna van mij. Ga maar lekker weer iets anders scheppen en laat mij met rust. Ik wil, als ik kijk, juist niet al te veel worden gehinderd door private voorkennis. Het helpt mij doorgaans helemaal niet als ik naar een schilderij kijk met twee vlakken rood, doorkruist door een witte streep en dat ik dan weet dat de kunstenaar graag ging skiën in China.

 

Ik wil een schilderij voor mijzelf. Ik wil liever niet weten wie het schilderde. Door deze opening in Galerie Mokum en de lieve mail van Kenne, was dat niet meer vol te houden. Ik moest mij, met enige tegenzin, verdiepen in De Mens Kenne Gregoire.

 

Ik zocht zijn website op en tikte, met lood schoenen, op een filmpje. Nu zou ik hem zien. Nu zou ik hem horen. Nu ging hij alles verpesten. Ik ging de handen zien die de vis hadden geschilderd. Ik ging het kapsel zien van de man die wonderschoon kwee-peertjes schildert. Nu zou het kijken naar zijn werk nooit meer hetzelfde zijn. En toen gebeurde er een wonder. Ik keek tien minuten lang naar een interview met Kenne en daarna vond ik zijn werk nog zestig keer beter. Nooit zag ik een fijner kunstenaarsinterview.

 

Voor wie het interview niet zag, leg ik het even uit. Kenne zit aan een boerentafel. Naast hem zit geloof ik iemand die komt aankondigen dat ook dit jaar het festival Bourgondisch eten is afgelast wegens te weinig levensvreugde. Dan komt er opeen een presentator in beeld en die zegt de volgende zin: ‘Welkom bij deze lente-uitzending van de Publieke Zaak vanuit de Korenmolen te Maasbommel.’

 

Daarna hoorde ik Kenne, die er fantastisch uitzag, reageren op de hem gegunde opdracht om Prins Willem Alexander te portretteren. Nooit hoorde ik iemand met zoveel tegenzin uitleggen dat hij lekker aan het werk ging. Fijne zinnen kwamen er voorbij over de koning. ‘Hij heeft nou niet echt een lekker karakteristieke kop. Er deden heel veel mensen mee met deze wedstrijd, maar een competitie zou ik het niet willen noemen. Ik kan hem niet rare kleren aan doen, dat is wel jammer. Tja een eer.. Het is natuurlijk heel goed voor je winkel.’

 

Daarna legde hij uit wat hij wel en niet mocht schilderen. Steeds met een grauwe lach om zijn mond. Hij deed minutenlang alsof hij niet wilde vertellen hoeveel geld hij ging krijgen voor dat portret. Drieduizend euro? probeerde de presentator. Nou nee, hij wilde daar echt liever niets overzeggen, maar tien keer 3000, dat had je het precies.

 

Dat is mijn hypotheek, zag ik de gasten naast hem aan tafel denken. Superieur zat hij daar aan tafel, de man die met tegenzin 30.000 euro ging verdienen aan een schilderij van een moederskind zonder gezicht.

 

Dat nam mij voor hem in. Nu ik hem ken en heb gezien, zit hij me niet in de weg. Sterker nog, de prachtige supporter-schilderijen die hier hangen krijgen een meerwaarde. Omdat ik de ironie tijdens die tv uitzending om zijn mond heb zien hangen, durf ik de gedachte nu wel toe te laten dat er op die schilderijen twee dingen dwars door elkaar spelen: oprechte ontroering en tegelijkertijd een zekere radeloosheid bij zoveel massaal gedemonstreerde domheid.

 

Ik had zo mijn bedenkingen, maar ik ben blij dat ik hem nu ken. Ik waag mij hier niet aan verdere duiding van zijn werk. Het is aan u, bezoekers. Aan allen die hem kennen en die weten hoe hij beweegt. Ik wens u heel veel succes zo direct bij de rondgang langs zijn werk. Probeer het in ieder geval. Ga voor het schilderij ‘Memories’ staan, zoek de schelp en probeer dan om juist niet te denken aan de kunstenaar, wandelend op een strand, bukkend, daarna omkijkend en turend naar een Hollandse lucht. Vergeet zijn karakteristieke kop. Probeer alleen de peertjes te zien en niet de hand die ze op tafel legde.

Kenne Grégoire

Kweldam 38
6653 CC Deest

+31 620568778

info@kennegregoire.com

© 2021 Kenne Grégoire

Kenne Grégoire